Afspraken maken en me eraan houden brengt me veel op, zo leer ik al meer dan 10 jaar. De eerste belangrijke levensveranderende - zo mag ik wel zeggen - afspraak die ik met Annemie maakte was alles schrijven wat er in me opkwam en dit zónder mezelf te censureren. Dit laatste is nogal cruciaal want al pratende kreeg ik haar niet alles gezegd - gedachten kwamen niet eens in me op en woorden bleven in mijn keel steken - waardoor ikzelf mijn eigen weg naar genezing van mijn toenmalige burn-out stagneerde. Ik leerde dat schrijven me de mogelijkheid gaf mijn zelfcensuur te omzeilen, het bracht me in contact met datgene waar ik onderbewust mee worstelde en gaf zo de broodnodige informatie richting herstel. In een soort van flow bleken woorden uit mijn vingers te stromen zonder mijn rationele filterende verstand te passeren en niet alleen voor haar, maar ook voor mij, was het steeds een verrassing wat op het scherm verscheen. Bovendien ontdekte ik dat schrijven mijn tweede natuur was. Ik herinnerde me opnieuw dat ik als puber al schrijvend opgroeide, ik had echter wegens onaangename aanvaringen met een leerkracht Nederlands deze competentie van me afgestoten en weggeprojecteerd in anderen. Anderen waren schrijvers. Ik? Ik kon er niets van. Ik begreep er niets van. Ik deugde er niet voor. Ik verstootte als reactie mijn eigen passie en nood en stopte de ontwikkelingsweg die ik was opgegaan om mijn capaciteiten te ontwikkelen. Dit gebeurde zonder het zelf te beseffen, hoe kon ik ook, ik was nog zo jong, een jaar of 16. Mijn omgeving had er eveneens geen aandacht voor waardoor mijn plotse verandering aan ieders oog onttrokken was. Niemand die het opmerkte. Niemand die zich afvroeg wat er aan de hand was. Niemand die aan de alarmbel trok. Mijn drang naar en talent voor schrijven was mijn ouders eveneens ontgaan - al hingen de muren van mijn kamer vol met teksten en quotes - hun aandacht was gericht op cognitieve zaken. Vriendinnen gaven me pas vele jaren later aan, toen ik terug begon te schrijven, dat ze dit toendertijd wel opmerkten en bijgevolg helemaal niet verwonderd waren als ik iets verwoord kreeg op papier. Voor hen was dit pure logica. Herinneringen aan mijn toenmalige shockerende ervaring hadden ze evenwel niet, behalve één iemand, een klasgenote, die me er 10 jaar later aan herinnerde dat ik inderdaad, op een dag, na een les Nederlands volledig in shock en wit weggetrokken immobiel op mijn stoel geplakt bleef. Dit had een diepe indruk gemaakt en ze herinnerde het zich alsof het gisteren was. Ik... ik herinnerde me er niets van. Toen ze het vertelde, kwam het langzaam terug in mijn geheugen en ik ben er haar de dag van vandaag nog steeds dankbaar voor dat ze het me zei, toen, die dag in de toiletten van de zaal waar ze haar trouwfeest vierde. Het tegeltje met de tekst “En nooit moet nog nog” dat ik die nacht mocht uitkiezen staat hier nog steeds uitgestalt. Ik neem het mee verhuis na verhuis na verhuis. Het staat naast me aan de eettafel. Zou dit eveneens een reden geweest zijn van de rollercoaster waar ik de voorbije weken in zat? Ik word hier namelijk sedert een aantal weken enorm mee geconfronteerd wanneer ik mijn tienerdochter zie schrijven. Zij doet verder waar ik toendertijd gestruikeld ben… Mijn mond valt steeds open bij het zien van haar talent. Een talent die in onze vrouwelijke familielijn blijkt te zitten, eveneens een ontdekking van een paar weken terug toen mijn moeder toegaf dat ze geen kaas gegeten had van schrijven en mijn grootmoeder haar opdrachten altijd schreef. Opstellen, boekbesprekingen, essays… mijn oma deed het allemaal, ze las zelfs de boeken. Ik viel bijna van mijn stoel en wist niet wat ik hoorde. Ik herinner me dat ze ooit eens mijn opstel schreef toen ik een jaar of 9 was, geen idee waarom maar ze had de neiging werk af te werken als ik er tussenuit glipte - meestal was dit mijn breiwerk - en toen behaalde ik plots een 9. Dat ze een ruimer schrijverstalent bezat heb ik nooit geweten. Dat het haar in één pennentrek lukte om een vlotte tekst neer te schrijven, wat wel zo moet zijn want toen bestonden er nog geen computers, is nieuwe informatie. Informatie die me deugd doet. Zou deze confrontatie gedeeltelijk aan de basis liggen van mijn diepgaande paniek de laatste week? Dat ik langzaamaan eindelijk de weg naar schrijven aan het terugvinden ben en als gevolg panisch reageer bij elke mogelijke stap die ervan weggaat - of stap waarvan ik vrees dat die leidt tot een zijweg? Terwijl ik tot overmaat van ramp het contact met mijn woordenstroom net verlies als ik in die paniek verkeer? Ik verlies mijn connectie met de realiteit én met mijn onderbewuste. Wat blijft er dan nog over? Niets! Enkel onzin, leegte en pure paniek zonder bodem. Een dreigende vicieuze angstaanjagende cirkel. Schrijven, behalve essentieel en noodzakelijk, helpt me om tot in de diepte te raken en uitgebreidere verbanden aan te halen die ik op het eerste zicht niet zie of verwacht. Geschreven tekst is op dit moment nog steeds tegelijkertijd meer diepgaand en to the point dan spreken. Als ik spreek blijven er gedachten achter een muurtje in mijn hoofd zitten. Op zo’n momenten haper ik, of extremer, ik zwijg. Praten is bijgevolg een vaardigheid die ik verder wil ontwikkelen, ik wíl spreken zoals ik schrijf. Het komt allemaal uit hetzelfde hoofd of lijf dus dit moet lukken. Een tweede, meer recente afspraak, is logischerwijze om te praten wanneer het nodig is. Om mijn mond open te doen in de buitenwereld. Niet dat ik dit voorheen niet deed maar ik ben (was) erg goed in veel praten maar weinig zeggen. In opnieuw, net zoals voorheen, woorden die achterin mijn keel blijven (bleven) steken. Essentiële woorden. Dus bij deze een nieuwe afspraak: spreken. |